Op 27-02-1764 verschijnen voor de scholtus van Wijhe, Antonie op de Leemculle en zijn vrouw Johanna Lammerts. Zij verklaren dat zij aan Jan Rijntjes hebben verkocht een akker land gelegen in dit gericht in de buurschap Wegterholt, langs de nieuwe Wetering. Het land wordt in het zuiden begrensd door de Bourhofs en in het noorden door de weg naar het huis van Tildes. De koopprijs voor het land is 150.00. De verkopers verstrekken bovendien aan de koper nog 50.00. Voor de totale hypotheek van 200.00 bedraagt de rente 3%. De eerste verschijndag is 22-01-1765 en zo verder tot aan de aflossing.
In de marge van bovenstaande : in 1771 verklaart Antoni Leemculle dat hij de bovengenoemde som van 200.00 met rente heeft ontvangen, de hypotheek wordt geroyeerd.
Op 22 juni 1768 verschijnt voor het gericht te Wijhe Jan Rijntjes, weduwnaar van Swaantjen Hendriks. Hij gaat hertrouwen. Tot momberen over zijn zoon, Hendrikus, uit dit huwelijk, worden benoemd Jan Holterman en Willem Rijntjes. Hij bewijst aan zijn kind voor moeders goed 75 Carolise glds., een boek met zilveren krappen, een gouden ring, het kastlinnen van de moeder en 20 el hemddoek. Bovendien krijgt zijn kind, al datgene, wat hij zelf van t kinds bestemoeder heeft geerfd. Hij zal het kind opvoeden.
Op 11-02-1771 verschijnen in het gericht Jan Rijntjes en zijn vrouw Janna Hendrix, zij verklaren als hypotheek van Willem Veenberg ontvangen te hebben 500 Caroli guldens. De rente bedraagt 3%. De eerste aflossing is 22-02-1772 en zo vervolgens tot aan de aflossing. De aflossing mag en moet de ander 12 weken voor de verschijndag aankondigen. Als onderpand geldt het huis van de comparanten, een akker land aangekocht 27-02-1764 van Anton van de Leemculle en een derde deel in de hale Thijlaars, heden aangekocht.
In de marge van het bovenstaande: het bovengenoemde kapitaal is namens Rientjes afgelost met rente op 13-11-1806.
Op 8 februari 1775 compareert voor het gericht van Wijhe, Jan Rijntjes, weduwnaar van Janna Hendriks; hij gaat hertrouwen. Tot momberen over zijn 4 kinderen (Swaantjen, Maria, Derk en Antoni, in egte verwekt, worden benoemd zijn broer Willem Rijntjes en de broer van zijn vrouw, Garrit Hendricus op Klein Musewinkel, de broer van zijn vrouw. De vader behoudt alle gerede en ongerede goederen, maar voor het goed van de moeder staat de vader af alle wollen en linnen kleren van de moeder, al haar zilver, goud en sieraden, uitgezonderd daarvan zijn een blauwe stoffen jak, een zwart zijden kap en voorschoot van zijn eerste vrouw. Daarvoor belooft hij aan de kinderen te geven enige ellen beddengoed, 50.00 en 40.00, dubbele ellen vlasdoek en aan elk meisje een kistje met 8 halve guldens. Hij belooft zijn kinderen op te voeden en te laten leren.
Op 4 augustus 1800 verschijnt voor Hermanus van der Linden, scholtus van Wijhe, Jan Reintjes, weduwnaar van Hendrika Derks en wonende in dit gericht in de buurtschap Wechterholt. Tot momberen over zijn minderjarige kinderen (Johanna 23 jaar, Jan 21 jaar) worden benoemd Hendrik Derks van den Belt, oom van moederszijde en Jan Elshof op de Nijentap. Verder verklaart de comparant aan zijn zoon Derk Reintjes en diens vrouw Catharina Arends alle roerende en onroerende goederen af te staan. Dit met toestemming van bovengenoemde momberen en zijn meerderjarige kinderen Hendrikus Reintjes en zijn echtgenote Wilhelmina van Lingen (met de mans als voogd), Susanna Reintjes en Anthoni Reintjes. Derk Reintjes en diens vrouw Catharina Arends verplichten zich daarvoor hun vader en schoonvader voor zijn verdere leven in huis te nemen, te verplegen, van kost en kleren te voorzien en te laten begraven. Aan hun onmondige broer en zus zal worden uitgereikt en verdeeld al diens linnen, wol, goud, zilver en sieraden, verder nog een bed zonder toebehoren. Indien de minderjarige broer en zuster en de andere nog ongehuwde broer en zuster, zolang zij nog ongehuwd zijn, ziek of hulpbehoevend mochten worden, dan zijn zij in dat geval verplicht hun in huis te nemen en van kost en kleren te voorzien. Verder wordt nog overeengekomen, dat mocht het onverhoopt gebeuren dat er ongenoegen ontstaat tussen de comparant en diens zoon en schoondochter, dan verplichten de laatsten zich om jaarlijks 78.00 uit te keren.
Zijn minderjarige kinderen zijn Johanna, 23 jaar, en Jan, 21 jaar. Tot voogden over hen worden benoemd Hendrik Derks van den Belt, oom van moederszijde, en Jan Elshof op den Nijentap. De comparant maakt een overeenkomst met zijn zoon Derk Reintjes en diens echtgenote Catharina Arends. Dit met goedvinden van de momberen en zijn meerderjarige kinderen, Hendrikes Reintjes en zijn echtgenote Willemina van Lingen, en Susanna en Antonij Reintjes. Al zijn goederen draagt hij over aan zijn zoon Derk Reintjes en diens vrouw Catharina Arends. Deze zullen daarvoor hun vader en schoonvader ben hen in huis onderhouden en verplegen.