Willem Johanszn Doedijns

• Death Notes
  • Hij werd leerling van de Haagse schilder Alexander le Petit. Deze was 21.7.1646 ingeschreven als lid van de St. Lucasgilde en 15.10.1649 opnieuw genomineerd.
    
    Na zijn Haagse leertijd volgde voor Willem Doedijns een verblijf van twaalf jaar in Italië, waar hij zich in Rome en andere grote steden onledig hield met het natekenen van antieke beelden en het copiëren van de kunstwerken van bekende Italiaanse kunstenaars.
    In 1656 moet hij nog te Rome hebben gewoond, want in een akte verleden voor notaris P. van Medemblick te 's- Gravenhage op 11.4.1669 verklaart Willem Doedijns, "mr. Constrijckschilder" etc.etc.
    
    Begin 1661 is hij weer terug in het vaderland want op 8 januari 1661 betaald hij zijn meestersgeld van 12 gulden aan de Confrére, waarin hij al spoedig een grote rol zal spelen.
    Op 21.4.1698 had een veiling plaats van zijn schilderijen; de rekening van de vendumeester Thielman Remschet over die periode vermeld: "Den XXI ste April 1698 ten huyse van den Advocaat Doedijns op de Burghwal alhier '(Den Haag) aan schilderijen vercoft voor de somme van... 3059-6-0". In margine: "aan handen van de Heer Doedijns 18 okt. 1698". Ook zijn nalatenschap was aanzienlijk Volgens opgave in het register van de 20ste penning bedroeg deze bijna 68000 gulden. Reeds op 31 maart 1695 had hij zijn eigenhandig geschreven testament van die datum aan de notaris Fabri ter hand gesteld, waarin hij de beide zoons van zijn broer, mr. Huybert Doedijns, genaamd Hendrik en Jan tot zijn universele erfgenamen benoemden. Hij was toen reeds "sieckelijck van Lichaam doch gaende enstaende, nochtans zijn verstandt, memorie ende uytspracke wel hebbende gebruyckende".
    
    De derde zoon van Huybert Doedijns, genaamd Jacobus, blijkt "ongeluckig"te zijn. De beide broers moeten maandelijks of jaarlijks een deel uitkeren.
    
    Willem Doedijns bewoonde een huis aan de noordzijde van het Buitenhof in Den Haag, dat hem uit zijn vaders nalatenschap was toebedeeld. 14 juni 1678 verleende de rekenkamer hem toestemming om zijn huis met een hek ervoor ten noorden van het Binnenhof te mogen vooruitzetten, tegen betaling van een .recognitie van 2f per jaar, en uit een getuigenverklaring ten verzoeke van zijn neef Johan in 1712 afgelegd, horen wij dat het "voor off omtrent den jaere 1688 door de heer Willem Doedijns in sijn leven constschilder alhier, doenmaels eygenaar ende bewoonder van de gemelte
    huysinge, is vertimmert ende uytgeset geworden, soo als jerengoordig staet". Het huis was voorzien van een ruime schilderskamer en de gevel had hij doen versieren met in nissen geplaatste beelden van Hercules en Flora. In latere jaren is hier gevestigd geweest het hotel "Het Keizershof", thans huisnummer 46.
    
    Het meeste van zijn werk is verloren gegaan.
    In het Oude Stadhuis te 's- Gravenhage is nog een drieluik van hem bewaard.
    In het Rijksmuseum Het Catharijneconvent te Utrecht bevind zich nog een doek. (zie GTMWB jrg 2001 blz. 272).