Tot aan de eerste wereldoorlog gebruikten de Pannese vissers Panneschuiten, in het vissersjargon Pannepotten genoemd. Dankzij de ronde romp kon dit type boot droog vallen op het strand. Rond 1911 waren er een 100-tal dergelijke boten in De Panne, toen - na Oostende - de belangrijkste vissersgemeenschap aan de Belgische kust.
Toen de geplande schuilhaven er niet kwam, weken heel wat vissers uit naar Nieuwpoort en Oostende. De overgebleven vissers schakelden over op de Pannekotter, een iets kleinere strandsloep opgetuigd met een kotterzeil. Het waren open sloepen met een gedekte voorplecht (roef), een mast en een kluiverboom. De zeilen bestonden uit een groot gaffelzeil, een fokzeil (stagzeil), een kluiver en een topzeil. Enkele kleine pannepotten werden ook op deze manier opgetuigd, maar daar bleef de druilmast (achteraan) nog staan.
Net voor de tweede wereldoorlog waren er nog een 30-tal bootjes in De Panne. De meeste werden vernield bij de inscheping van de Engelse troepen in mei 1940. Sindsdien is er nooit nog een Pannekotter gebouwd.
Na de bevrijding bleven er nog een vijftal kleine sloepen op het strand van De Panne om op haring te vissen. Omstreeks 1950 verdwenen ook deze boten uit het strandbeeld.
Bronnen
Versie: 2019-12-18