Het beroep Hekelaar.
Wat was dat voor iemand? Wat deed hij? Laten we het zo zeggen: hij zat tussen
hennep en zeildoek in. Laten we ons eens verplaatsen naar het dorp Wormer, waar, net zoals in de andere plaatsen langs de Zaan, ooit veel molens stonden. Vijf van die molens waren zogenaamde hennepkloppers: molen De Hoop, die in 1723 tot houtzaagmolen werd omgebouwd, molen De Haas, molen
De Zwarte Leeuw, molen Het Fortuin en molen De Ooievaar, die omstreeks 1715 afbrandde (hij werd echter weer geheel herbouwd, maar werd in 1806 afgebroken). In deze molens werd de hennep gebeukt, die daarna, alvorens er verder iets mee gedaan kon worden, door de hekel getrokken moest worden. De laatste houtdelen moesten er namelijk nog uit worden gehaald. Dat was het werk voor de hekelaar, die daarmee niet veel geld verdiende. Het was een buitengewoon stoffig beroep, maar ondanks het zware werk en de geringe beloning waren er in 1680 toch nog 32 mannen die daarmee hun brood verdienden!
Als de hekelaar klaar was met zijn werk kon er gesponnen en geweven worden. Dat waren zo de bewerkingen waartoe de rolreder, ook "rollecooper" of "seylemaker" genoemd, de opdrachten gaf.
Hij was het die de hennep inkocht. Bij hem werden, nadat alle bewerkingen hadden plaatsgevonden, de rollen zeildoek afgeleverd. Vanuit de rolrederij werden ze verkocht en verzonden.
In de bloeitijd van Wormer waren er negen rolrederijen in het dorp gevestigd. Door allerlei omstandigheden liep dat aantal langzaam terug.