Als 11-jarige ging Alex, de week na zijn communie, voor het eerst mee op visvangst met nonkel Xavier Verbanck. Xavier had zijn schuit, de P.7, gekocht bij de moeder van Alex, Marie-Therèse Verbanck. Vader Pol Calcoen, de vorige eigenaar van de P.7 en één van de vissers uit het Duncow-verhaal, was reeds overleden. Bertje (Schietende) en Jan (Slekke) Blondé gingen eveneens op visvangst.
Alex voer een viertal jaren bij nonkel Xavier en daarna een paar jaar met nonkel Poliet Beyen. Later voer hij met P.5, het schip van Pier Cos. Daar bestond de bemanning uit 6 man en 2 jongens. Voor hij zijn eigen boot had voer Alex ook nog mee met August (Sitte) Timmerman.
In 1910 bestelt Alex zijn eigen boot, de P.6. De schuit van 12 meter lengte en 5 meter breedte, met een diepgang van 6 voet, was na 3 maanden wachten reisvaardig. Ze werd in Gravelines (FR) gemaakt. August Pison, wellicht de Pannenaar die het best Frans sprak, vergezelde Alex bij de contacten op de werf in Gravelines. Marcel (Selle) Vermille, (Mong) Verbanck en later tijdens de oorlog Georges Pyliser en Karel Lut waren de mannen die met hem meevoeren.
Uit een bandopname van de periode 1970 blijkt dat Alex samen met Louis Decrop (Pette Crop) het vissersliedje "Schep maar kloeken moed" gemaakt heeft. Het lied is muzikaal herwerkt door enkele streekzangers o.l.v. Jan Huyghe, maar de woorden zij gebleven. Je kan het lied via de koptelefoon beluisteren in het visserijmuseum te Oostduinkerke.